29 oktober 2014

Over criminaliteit, DNA en ras (en ook een beetje over archief)

Fragment uit The Trouble with Harry

Groepjes studenten van de Radboud Universiteit in Nijmegen deden afgelopen weken op het BHIC onderzoek naar 19e- en 20e-eeuwse technieken om mensen te leren kennen. Denk aan technieken in brede zin, dus van het noteren van iemands kleur ogen tot het onderzoeken van DNA. Ze deden dit onderzoek onder andere in patiëntendossiers van psychiatrische inrichtingen, vonnissen van rechtbanken, inschrijvingsregisters van gevangenissen en persoonsdossiers in het reclasseringsarchief. Het BHIC heeft wat dat betreft een prachtige collectie en aan studenten de luxe om te ervaren wat daar zoal mee mogelijk is.

Onderdeel van dit onderzoekscollege was een gastcollege door Amade M'charek (Universiteit van Amsterdam) die gevraagd was een presentatie te verzorgen over onderzoek naar criminaliteit door DNA in relatie tot ras. En nu let op, want dit onderwerp behoort bepaald niet tot mijn domein van expertise. Met het onderstaande verslag heb ik de inhoud van dit gastcollege zo goed mogelijk proberen weer te geven, vooral als geheugensteun voor mijzelf. Maar heb je vragen en/of wil je meer weten, grijp dan eerst terug op publicaties over dit onderwerp door Amade zelf. Ik kan namelijk niet uitsluiten dat ik haar her en der verkeerd heb begrepen of in mijn weergave van haar verhaal zaken simpeler voorstel dan ze in werkelijkheid zijn.

Het probleem met ras
Amade begint met te stellen hoe moeizaam onze relatie met het begrip ras is. Ze illustreert dit aan de hand van Hitchcocks filmklassieker The Trouble with Harry (een aanrader!) waarin een lijk, Harry, steeds weer wordt begraven, maar ook steeds weer opduikt. Trouwens meer een komedie dan een thriller. Maar zo is het ook in onze omgang met 'ras': we stoppen het steeds weg, het komt ook steeds terug. Hiermee bezig zijn krijgt ook al snel een politieke lading.

Het bestaan van een onderscheid tussen mensen in rassen wordt door velen als voldongen feit gezien, alleen hebben we dit volgens hen nog niet aan de hand van het lichaam weten aan te tonen. Het is er dus wel, we hebben het alleen nog niet gevonden. Maar voor bijvoorbeeld sociale wetenschappers is ras een fictie, die enkel bestaat in ons denken. Voor onderzoekers als Amade is het lastig om ras te onderzoeken en te concluderen dat het niet bestaat, zonder het daarmee niet als het ware te laten ontstaan.

DNA
Amade vervolgt met een korte uitleg over forensisch DNA, een van haar onderzoeksgebieden. Ze licht de evolutie toe van de rol voor DNA in de identificatie van een dader naar steeds vaker ook het onderzoek naar en zelfs het aanwijzen van een mogelijke dader. Vroeger waren de regels rond DNA ook strikter dan nu en was het onderzoek bijvoorbeeld gebonden aan de aanwezigheid van een arts in verband met de integriteit van het lichaam. Tegenwoordig doet ook de politie al DNA-onderzoek, waarin je dus dezelfde verschuiving ziet in de omgang met DNA: van inzet bij identificatie nu ook al bij opsporing.

Terug naar ras: opvallend was de introductie van het begrip in het Wetboek van Strafvordering, artikel 151d, lid 2: "Het DNA-onderzoek kan slechts gericht zijn op het vaststellen van het geslacht, het ras of andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen uiterlijk waarneembare persoonskenmerken." Opvallend maar ook controversieel, want in de genetische wetenschap wordt het begrip níet gehanteerd. Maar de minister legde het veel breder uit in de betekenis van 'populatie', waartoe persoonskenmerken als huidskleur en afkomst behoorden. Dit eigenlijk vooral gericht op criminaliteit met als motief discriminatie.

Het bestaan van rassen is ook nog nooit overtuigend aangetoond. Illustrerend daarvoor is het voorbeeld wat William Ripley geeft in zijn boek The Races of Europe: A Sociological Study. Daarin verhaalt hij over hoe hij aan zijn vriend Dr. Ammon (die duizenden schedels had opgemeten gedurende zijn onderzoek naar verschillende rassen, categorieën mensen) vroeg om een foto van een typisch iemand behorend tot het Alpine type (een van de drie types die hij onderscheidde). Waarop Ripley als antwoord kreeg dat er géén foto's waren van iemand die aan alle kenmerken van welk ras dan ook voldeed. Iedereen die door Ammon was onderzocht, bezat ook wel kenmerken van andere types. (Ook niet gek, gezien de evolutie van de mens, de verspreiding over de aarde en zelfs de vermenging met Neanderthaler-DNA.)

Het Human Genome Project toonde zelfs wetenschappelijk aan dat ras genetisch gezien niet bestaat. Een geschatte 99,9% van het DNA van alle mensen is identiek. Vreemd genoeg (of juist niet!) krijgt nu die overgebleven 0,1% in de discussie over (en onderzoek naar) ras alle aandacht (en financiering), want daarin schuilt volgens verklaard voorstanders van het bestaan van onderscheid tussen mensen in rassen de sleutel tot hun bewijs daarvoor. Ras is daarmee gemoleculariseerd. Waar vroeger ras werd gezocht in de grootte van een schedel of de vorm van de neus, richt zich de zoektocht tegenwoordig op moleculair niveau, op het gen. Niet met het blote oog te zien, maar aanwezig in die 0,1% van DNA die ons mensen van elkaar onderscheidt.

Terugkeer van het fenotype
In dit verband spreekt Amade ook over de terugkeer van het fenotype: een organisme is niet alleen een resultaat van DNA, van lichamelijke eigenschappen, maar ook van invloed van buitenaf. En daarbij is het bovendien een kwestie van hoe wij de ander zien, of waarnemen, beïnvloed door techniek, politiek, cultuur enzovoort. Neem bijvoorbeeld de gebeurtenissen van 9/11 in de Verenigde Staten. Moslims waren er altijd al, maar sinds die dag zijn ze ineens een stuk zichtbaarder geworden in onze maatschappij, of eigenlijk zien wij ze eerder. Onderzoek in onderscheid naar fenotypes is daarom erg afhankelijk van de omgeving. Een simpel maar doeltreffend voorbeeld gaf Amade met de ontdekking van het eerste gen dat de haarkleur bepaalt. Dit bleek het gen te zijn voor rode haren. Niet toevallig werd dit gen voor het eerst ontdekt in Groot-Brittanië, waar op dat moment veel problemen met de 'roodharige' Ieren waren.

Daarmee wordt ras ook bepaald door de omgeving, denk aan zaken als haardracht en lichaamsversieringen als tatoeages. Of ras bestaat en welke de te onderscheiden rassen dan zijn, is daarmee deels -en misschien wel vooral- cultureel bepaald.

Marianne Vaatstra
Om concreter te kunnen worden greep Amade het trieste, maar tegelijkertijd bij iedereen bekende verhaal van de moord op Marianne Vaatstra aan om verder uitleg te geven over onderzoek naar criminaliteit door DNA in relatie tot ras. En over hoe diep het vermeende onderscheid in rassen in ons geworteld lijkt te zijn.

Het lichaam van de 16-jarige Marianne, verkracht en vermoord, werd op 1 mei 1999 gevonden vlakbij een asielzoekerscentrum. In het centrum verbleven vooral mensen afkomstig uit het Midden-Oosten. Al snel na de vondst van het lichaam werd de beschuldigende vinger in de richting van het asielzoekerscentrum gewezen.

Onderzoek naar een haar leverde echter op dat de dader niet behoorde tot het negroïde of aziatische ras. Een raciale classificatie dus. Een tweede onderzoek, op basis van zaadcellen gevonden op het lichaam van het slachtoffer, leverde aan de hand van DNA op dat dit van iemand met een Nederlandse of tenminste Noord-Europese achtergrond was geweest. Twee weken later kwam een zogenoemde profiler met een derde daderprofiel. Volgens deze persoon ging het om iemand met extreme fantasieën over sex, geweld, macht en controle, iemand in de leeftijd van 20 tot 40 jaar, iemand uit de omgeving, bovendien -en dat is opmerking in dit profiel- een blank iemand. Dit laatste is een problematisch kenmerk in het profiel, want het toont aan dat de profiler voorkennis vanuit de eerdere twee profielen nu in de fysieke vorm van een huidskleur meenam in het eigen profiel. Waarbij het ook maar helemaal de vraag is of iemand van Nederlandse of Noord-Europese afkomst altijd blank is. Kortom was in dat profiel onbewust het element ras geslopen.

Geracialiseerd reageren
Hoe onopgemerkt ras ook in ons eigen denken en doen kan sluipen toonde Amade vervolgens aan, aan de hand van reacties op het nieuws dat de dader uiteindelijk een blanke boer uit Friesland bleek. En dus niet iemand uit het asielzoekerscentrum. In reactie op dit nieuws reageerde onder andere een inwoonster van Zwaagwesteinde, geciteerd in de Trouw van 20 november 2012: "Toen iedereen hier dacht dat de dader uit het asielzoekerscentrum kwam, gaf dat tenminste nog enige rust. Je wilt niet dat het een vader van hier is." Het was dus iemand uit hun eigen midden, wat veel angst en onveiligheid opriep. Ras staat daarmee centraal in de focus op wij en zij en het denken daarin kan een vorm van veiligheid bieden.

In het begin van het onderzoek was er ook veel aandacht voor de manier van vermoorden. Het slachtoffer (b)leek namelijk de keel te zijn doorgesneden, volgens wijlen Pim Fortuijn een on-Nederlandse manier van iemand vermoorden, want "een keel doorsnijden, dat is iets wat een Fries niet doet" (zie ook de aflevering van Argos TV over Medialogica: de zaak Marianne Vaatstra). De moordtechnologie werd daarmee geracialiseerd (en tegelijkertijd politiek gemaakt). In verschillende reacties werd de moord daarna steeds meer als een 'Arabische slachting' voorgesteld. Van jongs af aan zouden jongetjes uit dergelijk andere culturen al in aanraking komen met het op die manier doorsnijden van de keel van offerdieren. Later bleek het slachtoffer overigens niet de keel te zijn doorgesneden, maar bleek ze gewurgd (en paradoxaal genoeg werd in 2010 in het Dagblad van het Noorden al eens opgetekend: "Hollanders wurgen liever", maar die uitspraak had toen nog als doel de 'Hollanders' uit te sluiten).

Ook het kijken naar Jasper S., de uiteindelijk aangewezen dader, was opmerkelijk. Waar een van de twee eerdere verdachten, ene Ali, symbool kwam te staan voor een hele groep ('symptomatische Ali', zoals Amade het noemde) werd Jasper S. als individu behandeld. Foto's van die eerdere verdachten werden bijvoorbeeld zonder anonimisering verspreid, maar Jasper S. kreeg een zwart balkje over zijn ogen en zijn volledige naam werd niet gepubliceerd. Er was zelfs enige voorzichtige sympathie voor deze man, die zogezegd al die tijd het geheim van de moord met zich mee had moeten dragen. Zelfs nu nog zijn er overigens mensen die weigeren te geloven dat de dader echt niet uit het asielzoekerscentrum kwam, maar 'een van ons' was. Forensische feiten winnen het nu eenmaal niet altijd van een sociale realiteit.

Tot slot
Terugkijkend moet je concluderen dat we elkaar en onszelf voortdurend op het verkeerde been (laten) zetten als het gaat over criminaliteit in relatie tot ras, zelfs als DNA heel duidelijk in andere richtingen wijst. En in het algemeen hoe het aangenomen onderscheid tussen mensen in rassen ergens diep in ons binnenste, onbewust, misschien onderbewust en toch in ieder geval in mijn geval ook ongewild, meespeelt in de manier waarop we de ander zien en (leren) kennen. En daar hoef je echt niet 'racistisch' voor te zijn.

De presentatie door Amade vond ik daarom in zekere zin een beetje beangstigend, maar bovenal enorm fascinerend. En ik ben ook weer op een andere manier gaan kijken naar al die archiefbronnen die wij beheren waarin personen als (her)kenbare individuën in kaart zijn gebracht. Iemand met een 'grote neus' of een 'gemeen gezicht', wat betekent dat eigenlijk? Wat zegt het over deze persoon en wat over de ander die hem of haar in kaart brengt en leert kennen? Naderhand heb ik daar met Amade nog een boeiend gesprek over gehad en mogelijk ligt er voor het BHIC nog een kleine rol binnen haar eigen onderzoek in het verschiet. Hoe dan ook een zeer geslaagde ontmoeting en kennismaking.

Nabrander
In de afgelopen week, waarin ik dit verslag schreef, was er een inspirerend interview met de Belgische zanger Stromae in College Tour, die ook zei dat in zekere zin iedereen racistisch is. Een collega attendeerde me bovendien op een opinie door Marjan Boelsma getiteld De witte is het probleem die op Joop.nl en Twitter veel uiteenlopende reacties kreeg.

Daarnaast bleek niet alleen ras, maar ook DNA alom aanwezig. Gisteren is de vermoedelijke Utrechtse serie-aanrander gepakt nadat een grootschalig opsporingsonderzoek aanvankelijk niet leidde tot de arrestatie van een verdachte. Maar nadat het DNA-profiel van de mogelijke dader door de hele Nederlandse databank met inmiddels bijna 200.000 (!) DNA-profielen werd gehaald, werd een verwant van de verdachte ontdekt en zo kwam men bij de uiteindelijke dader uit. De eerste keer dat op deze manier een match is gemaakt, aldus een DNA-deskundige.

En ook al gisteren in het nieuws: wetenschappers hebben op basis van genetisch onderzoek onder gedetineerden in Finse gevangenissen twee genen ontdekt die bij mensen de kans op gewelddadig gedrag lijken te verhogen. Een soort molecularisering van de geboren crimineel van Cesare Lombrose? Worden die signalementen in onze gevangenisregisters wéér interessanter.
 

1 opmerking:

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.