20 mei 2013

Oog in oog met Frans Hals


Frans Hals durfde conventies aan zijn laars te lappen en vernieuwde daardoor de schilderkunst. Bij leven geliefd om zijn portretten, regenten- en schuttersstukken, raakte hij gedurende de 18e eeuw wat in de vergetelheid. Pas in de 19e eeuw werd Hals opnieuw op waarde geschat en wel door de impressionisten. Grootheden als Manet en Monet kwamen Hals' werk bestuderen en ervan leren.

Lach
Ruw en snel
Prachtig, die 'ruwe' schildertechniek, die Hals als een van de eersten in de Noordelijke Nederlanden beheerste. Alle penseelstreken zijn apart te herkennen en zijn met snelheid op het doek gezet. Van dichtbij ziet het er misschien allemaal wat willekeurig uit, maar van een afstandje zie je dat iedere veeg raak is. Het geheel van een Hals is zoveel meer dan de som der delen. Gelaatsuitdrukkingen werden nog nooit zo treffend geschilderd. Een beweging spatte nog nooit zo van het doek. Zijn schilderijen zijn ware snapshots, echte momenten gevangen in een lijst.

Dat snelle komt helemaal tot uiting in werken die alla prima zijn geschilderd, nat-in-nat, dus zonder voorstudies, grondverf en zo meer. Sinds ongeveer een jaar weet men pas dat ook Frans Hals deze kunst beheerste, zoals bijvoorbeeld de Venetiaan Tintoretto. Schilderijen klaar terwijl u wacht. Je snapt niet dat iemand het kan.

Lachend en levendig
Hals was de meester van de lach. Te moeilijk voor de meesten en bovendien not done in portretten. De leermeester van Hals, Carel Mander, beschreef in zijn schilderhandboek uitgebreid alle uiterlijke kenmerken van de lach. Toch veranderde een lach onder het penseel van de meeste schilders op zijn best in een grimas. Maar niet bij Hals. Zijn 'ruwe' schilderen lijkt zich zelfs bij uitstek te lenen voor de lach, van een verlegen glimlach tot een schaterlach.

Karakter
Natuurlijk kon hij zich daarvoor uitleven in werken die voor de vrije verkoop waren bedoeld, vaak met volkse personages en het dagelijks leven als model. Maar daar bleef het niet bij. Ook betalende klanten voorzag hij in portret vaak van een lach en een beweging. Zijn portretten hebben daardoor karakter, het zijn geen wassen beelden in een museum. Zoals ook zijn regenten en schutters lijken te leven op het doek. Door de compositie voelt het zelfs alsof je hen op het moment van bekijken juist stoort in hun samenzijn. Een enkeling draait zich om, je haalt hem uit zijn gesprek of gedachte. Prachtig levendig.

Tentoonstelling
Daarin was Hals een vernieuwer, waarom impressionisten en latere kunstschilders hem terecht bewonderden en navolgden. In het Frans Hals Museum kun je nog t/m 28 juli de bijzondere tentoonstelling Frans Hals. Oog in oog met Rembrandt, Rubens en Titiaan zien. Werken van Hals hangen daar naast werken van voorgangers, tijdgenoten en volgelingen. Portretten van dezelfde personen maar geschilderd door een ander, werken met dezelfde of een andere techniek, hetzelfde onderwerp of dezelfde compositie. In zijn tijd kon alleen Rembrandt zich meten met Hals. Heel mooi om hun werken naast elkaar te kunnen zien.

Bovendien hangen er werken bij uit buitenlandse musea, die ik graag wilde zien. Met bovenaan de lijst zijn luitspeler, waarvoor je normaal gesproken naar het Louvre in Parijs moet. Dan is Haarlem een buitenkansje.

Luitspeler
Vergeet trouwens niet om het gratis tentoonstellingsgidsje en de audiogids mee te nemen. Je hebt dan driedubbel plezier van de tentoonstelling. Anna Tummers, conservator oude kunst van het museum, heeft hier als curator erg goed werk verricht. Een aanrader dus! En als lekkermakertje kun je alvast een paar filmpjes bekijken.

Over filmpjes gesproken: in het museum kun je ook de nieuwe presentatie Het fenomeen Hals bekijken. Zeker doen.

Ander kijkvoer
- Bezocht: Jheronimus Bosch Art Center
- Mijn digitale foto in het fysieke Carnegie Museum of Art

Afbeeldingen
- Lachende jongen, ca. 1625, Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis, Den Haag
- De luitspeler, ca. 1623, Musée du Louvre, Parijs (c) RMN Franck Raux
- Portret van Jaspar Schade, ca. 1645, National Gallery, Praag

6 mei 2013

Kiezen of transcriberen? Over de vraag hoeveel ontsluitingstijd je moet nemen


In de afgelopen tien blogposts heb ik verslag gedaan van het colloquium "Tools, People and History" dat op 25 en 26 april plaatsvond in Leuven. Aanleiding was het project Itinera Nova van het Stadsarchief Leuven waarin het archief van de Leuvense schepenbank digitaal toegankelijk gemaakt wordt.

Verslag
Op de eerste dag stonden de tools en people centraal. Vanwege het teveel aan auto's op de Vlaamse snelwegen moest ik de inleidende woorden van projectleider Inge Moris missen, maar daarna werden de tools nog uitgebreid toegelicht. Manfred Thaller gunde ons een blik achter de technische schermen van het transcriptieplatform en aansluitend demonstreerde André Streicher de nieuwe annotatietool. Tot slot plaatste Ben Brumfield het project in een internationale context, waarna het hoog tijd werd voor de people. Daarmee bleken vooral de vrijwilligers te worden bedoeld. Claire Dejaeger vertelde daarom over haar trotse ervaringen als vrijwilliger in Leuven en Jan d'Hondt, archivaris van Brugge, ging in op de vrijwilligersprojecten van het Brugse stadsarchief. Als klapstuk kwam Richard Millington aan het woord, die vooral veel praktische tips gaf voor het motiveren en gemotiveerd houden van vrijwilligers binnen online community's.

Op de tweede dag was dan de history aan de beurt. Marika Ceunen, Geertrui Van Synghel, Jelle Haemers, Julie De Groot en Inneke Baatsen gingen repectievelijk in op de inhoud en onderzoeksmogelijkheden van de schepenbankregisters van Leuven, 's-Hertogenbosch, Gent en twee keer Antwerpen. Goed om te horen hoe rijk deze bronnen zijn en hoe prachtig ze kunnen vertellen over het dagelijks leven in vroeger tijden. Maar ook leerzaam om te zien hoe een goede aansluiting bij het onderwijs door archiefinstellingen kan zorgen voor waardevolle onderzoeksprogramma's.

Klikken op alle namen van hierboven brengt je tot uitgebreide verslagen van de presentaties. Al met al een interessant colloquium, dat ook stemde tot verder nadenken over het toegankelijk maken, beschikbaar stellen en laten benutten van oudere archieven.

Wat ik vind
Zoals ze het in Leuven aanpakken, dat vind ik mooi. Zeker de nabijheid van een universiteit geeft prachtige mogelijkheden om het schepenbankarchief vanuit allerlei kanten te laten belichten en onderzoeken. Bij de ontsluiting is rekening gehouden met manieren waarop de bron zo goed mogelijk toegankelijk kan worden gemaakt, vooral met het oog op de specifieke doelgroep van (wetenschappelijke) onderzoekers. Ook de wijze waarop vrijwilligers worden ingezet verdient respect. Iedereen kan daarvan leren.

Wat ik betwijfel
Toch heb ik ook wel wat twijfels. Zo is er in het hele proces van ontsluiten van de bron wel erg veel moderatie en controle. Ik denk, dat met wat minder controle er meer snelheid in het ontsluiten is te bereiken, zonder de kwaliteit van die ontsluiting zogezegd in gevaar te brengen. Leuven zou zichzelf in mijn ogen tekort doen, als ze niet zou experimenteren daarmee. Ik denk in dit verband ook aan de Franse ervaringen met tagging, zoals eerder beschreven (zie het verslag over de annotatietool).

Die gecontroleerde en gemodereerde manier van werken, maar ook de gekozen vorm waarbinnen de vrijwilligerscommunity werkzaam is, heeft nu ook tot resultaat dat vrijwilligers vooral lokaal worden gevonden. En dat terwijl juist ook op (grote) afstand kennis en kunde aanwezig zal zijn, die helpen bij het toegankelijk krijgen van deze bron. Voor mensen van ver weg zijn dergelijke projecten immers een welkome kans om de band met hun moedergrond te verstevigen. Bovendien, omdat onderzoekers op afstand veelal afhankelijk zijn van digitale dienstverlening, zijn ze vaak extra gemotiveerd om hieraan hun bijdrage te leveren. Ter illustratie hiervan leren de ervaringen van het BHIC dat op zijn forums het meeste werk wordt verzet door juist een aantal mensen in het buitenland.

Wat ik overdenk
Naast deze complimenten en twijfels, zijn er ook punten waarop ik door de presentaties in Leuven, en door de gesprekken met een aantal collega's, aan het denken ben gezet. Het gaat dan vooral over de diepte van het ontsluiten. In Leuven worden volledige transcripties gemaakt die uiteindelijk volgens de regels van TEI (Text Encoding Intitiative) worden opgemaakt. Daarnaast zijn indexen (op bijvoorbeeld personen en plaatsen) en scans van de akten aanwezig. Een enorm rijke ontsluiting, die volledig zal aansluiten bij de specifieke doelgroep van wetenschappelijk onderzoekers.

Iedereen is blij met hoe dit project verloopt (houden zo dus!?) en lijkt zich op geen enkele manier te betreuren om (of te laten ontmoedigen door) het feit dat het nog héél lang duurt voordat het allemaal af is. Het gaat in totaal om 950.000 pagina's; veel daarvan bevatten meerdere akten en een aantal akten zal ook gerust meerdere pagina's beslaan. In totaal zijn er nu, een kleine vier jaar na de start van het project, zo'n 10.400 akten getranscribeerd. Op deze manier zijn er dus letterlijk en figuurlijk nog eeuwen werk te verzetten. En dat is dan nog maar één bron...

Op het BHIC werken we veel met indexen en samenvattingen van akten (waaronder veel schepenakten) en dat gaat een stuk sneller (onze werkwijze is ook veel minder gecontroleerd en gemodereerd). Bovendien is onze ervaring dat veel onderzoekers wel doorklikken naar de scan (die in veel gevallen is gekoppeld aan de samenvatting) maar dat bij het ontbreken daarvan ze ook vaak genoegen lijken te nemen met slechts de samenvatting.

Kiezen
Uiteindelijk gaat het om keuzes en die zijn in Leuven en Den Bosch verschillend gemaakt. Beide zijn prima, gericht op andere doelgroepen, gemaakt binnen een ander beleidskader en een andere planning. Ik vraag me echter af waar in deze keuzes een bepaald omslagpunt ligt, vanaf welk moment een nóg betere ontsluiting vooral extra werk met zich meebrengt, maar relatief weinig extra gemak? Of vanaf welk moment een klein beetje extra moeite voor het ontsluiten een relatief flinke meerwaarde voor de onderzoeker oplevert?

Met Ben Brumfield, die toevallig in hetzelfde hotel logeerde, heb ik daarover ook doorgepraat. Het maken van samenvattingen gaat misschien sneller, maar misschien ook weer minder sneller dan je zou denken; je moet immers toch de hele akte lezen. En bovendien héél goed begrijpen, om daar een goede samenvatting van te kunnen maken. Aan de andere kant, tijdens het transcriberen gaat veel tijd verloren aan het soms eindeloze gepuzzel op een enkele letter.

Bedacht ik me nog, dat ook nieuwe ontwikkelingen als open data en datavisualisatie extra eisen stellen aan je toegankelijkheid. Die ontwikkelingen zijn namelijk vooral gebaat bij rijke informatiebestanden; een datavisiualisatie op een magere index geeft weinig spannends als resultaat. En hoe beperkter je toegang, hoe minder er als open data te linken en te koppelen valt. Aan de andere kant, zowel open data als datavisualisatie worden pas echt interessant bij grote hoeveelheden materiaal... en dan is snelheid in ontsluiten wel een plus.

Kortom
Tja, kies je er dus voor om in rap tempo heel veel bronnen op een beperkte manier toegankelijk te krijgen? Of kies je ervoor om in een veel lager tempo een beperkt aantal bronnen toegankelijk te krijgen, maar dan wel op een uitgebreide manier? En waar ligt daarin de balans? Het betere is immers als zo vaak de vijand van het goede, zeker bij archivarissen.

Een aloude discussie, in een nieuw licht bekeken. Goed om bij stil te blijven staan. En keuzes in te maken. Mijn gevoel en verstand strijden nog wat met elkaar...

Aanbevolen leesvoer
- Waar ik blij van word
- De vraag is alleen: wanneer?
- Archiefontsluiting door nerd-sourcing

Afbeelding: een monsterslak valt een ridder aan (bron: Smithfield Decretals, British Library, Royal 10 E IV, f. 107). Via een blogpost over historici en slakken

4 mei 2013

Gezien: Van der Laan en Woe - Buutvrij


Het cabaretduo Van der Laan en Woe (Niels van der Laan en Jeroen Woe, voorheen Geen Familie) klinkt je als naam misschien niet meteen bekend in de oren, maar je kent ze vast wel. Ze maakten jaren deel uit van het radiocabaret van Spijkers met Koppen, deden in 2010 en 2012 mee aan het oudejaarscabaret van Erik van Muiswinkel en vrienden (de shows Gedoog, Hoop en Liefde en Het Eerlijke Verhaal) en zijn wekelijks te zien bij Paul de Leeuw in een satirische nieuwsquiz. Ook touren ze al enkele jaren samen langs de Nederlandse theaters. Voor hun programma Superlatief werden ze daarvoor in 2011 zelfs beloond met de Neerlands Hoop cabaretprijs voor meest vernieuwende, originele act.

Naast intelligente sketches zijn ze vooral bekend van hun knappe liedjes, waarvan het meest bekend misschien wel het Griekse bedankje is voor onze miljardensteun aan hen in tijden van economische nood. Maar luister vooral ook eens naar liedjes als Bedreiger, Pa Pa Pa Paardenvlees en Depression. Dat soort liedjes, maar dan minder gelinkt aan de directe actualiteit, zit er ook in hun nieuwe programma, getiteld Buutvrij, dat Wilma en ik gisteren gingen zien in Theater aan de Parade in 's-Hertogenbosch. Zoals het liedje over Social Media Stress, al bekend uit de show van Paul de Leeuw.

Bingo
Maar scherpe, soms bijna absurdistische sketches hadden toch wel de overhand. Alhoewel het begin wat stroef voelde, werd het programma naarmate het vorderde steeds sterker. Sketches en liedjes werden meer en meer met elkaar verweven tot een kluwen aan situaties waarin uiteindelijk alles goed zou moeten komen. Dat was ook het levensmotto van de Twentse boer met banjo, die niets liever wilde dan samen met zijn enige bokje te genieten van de rust, maar voortdurend door een eenzame postbode allerlei tv-spelletjes werd ingesmokkeld. Mooiste daarbij was de parodie op Boer Zoekt Vrouw ("Ach kom jong, die brief is van Eneco!")

Andere hoogtepunten waren de overactieve doch nietszeggende Twitter-deskundige, de onnozele politicus die aan een vragenlijst werd blootgesteld ("U moet kiezen!") om vervolgens met z'n antwoorden te worden geconfronteerd, de twee yuppen die in hun vrije tijd stoom afblazen door verkleed als baldadige Marokkanen (zie foto bovenaan) mensen op straat lastig te vallen, en de eenzame weduwnaar die als enige deelnemer aan de jaarlijkse 'Bingo voor Congo' meedoet de spelleider tot wanhoop drijft met zijn drang om tóch tot een volle kaart door te spelen, vervolgens om een 'foute bingo' roept en er daarom op staat een liedje te zingen. Wilma's favoriet was een melig telefoongesprek waarbij de gang van het gesprek bepaald werd door een mandje met voorwerpen, waarin alleen een mossel nog ontbrak. Kortom, het lijkt een warboel, maar het zit erg sterk geregisseerd in elkaar.

Balkon
Enig minpuntje was de gimmick om juist níet aan publieksparticipatie te zullen doen. Dat werkte de eerste paar keer goed, maar na korte tijd raakt publiek natuurlijk snel gewend aan het níet mee hoeven doen. Waardoor iemand van de techniek - op het balkon - op een gegeven moment toch iets mee moest roepen. Waarna de voorspelbare grappen van het duo en lachen van het publiek vielen. Dat had niet nodig geweest.

Maar goed, hadden wij op tijd geweest en hadden we daardoor niet als een van de enkelen op het balkon hoeven plaatsnemen, dan hadden we dit vast ook niet geweten. En was het gewoon een uitstekende show geweest, zonder minpuntje, waar we heerlijk om hebben kunnen lachen. Knappe voorstelling!

Napret
Online valt er trouwens volop te genieten van Van der Laan en Woe. Kijk bij de media op hun eigen website of HumorTV, maar dé bron voor filmpjes is natuurlijk het YouTube-kanaal van Geen Familie.

Aanbevolen kijkvoer
- Meer shows die ik zag
- Meer cabaret waar ik om moest lachen

3 mei 2013

De Antwerpse schepenregisters als bron voor het sociale weefsel te Antwerpen

De komende blogs doen verslag van het colloquium "Tools, People and History" dat op 25 en 26 april plaatsvond in Leuven. Aanleiding was het project Itinera Nova van het Stadsarchief Leuven waarin het archief van de Leuvense schepenbank digitaal toegankelijk gemaakt wordt.

Studentes Julie De Groot en Inneke Baatsen, beiden Centrum voor Stadsgeschiedenis van de Universiteit Antwerpen, deelden de resultaten van hun onderzoek in de Antwerpse schepenregisters. Dat onderzoek baseerden zij op een databank met gegevens van laat 15e-eeuwse schepenregisters, ingevoerd vanaf handgeschreven fiches die al in de jaren '70 op het stadsarchief aldaar waren vervaardigd. Samen met de resultaten van nog 13 andere papers is een boekpublicatie in voorbereiding, die een indruk geeft van de rijkheid van deze bron.

Julie De Groot
Weduwen
Julie deed onderzoek naar weduwen als bijzondere spelers op de Antwerpse vastgoedmarkt.

Alhoewel zij volgens het gewoonterecht juridisch handelingsonbekwaam werden geacht, tenzij bijgestaan door een voogd, blijkt de praktijk toch anders in elkaar te steken. En blijken zij in tijden van economische bloei actieve spelers te zijn geweest, die zelfstandig transacties betreffende onroerend goed voor de schepenen aanhangig maakten.

Inneke Baatsen
Wezen
Inneke richtte haar onderzoek op het voogdijschap over verweesde minderjarigen in de periode 1490-1493. Ook zij stuitte op verschillen tussen norm en praktijk, waarbij ze vooral de sociale relaties onderzocht tussen de wezen (meestal betrof het halfwezen, dus kinderen waarvan nog een van beide ouders in leven was) en de aangestelde voogden.

Alhoewel de norm de aanstelling van vier voogden was, deed men er in de praktijk in de helft van de gevallen met minder voogden toe. Volgens het gewoonterecht zouden de voogden veelal uit de familie van vader en moeder afkomstig zijn.

Maar Inneke vond slechts in 36% van de gevallen een directe familieband tussen wees en voogd terug. In 64% van de gevallen was dus geen directe verwantschap aangetoond. Dat is ook niet vreemd; er is geen uitgebreid genealogisch onderzoek gedaan en dan is het moeilijk vast te stellen of bijvoorbeeld een aangestelde voogd niet misschien een zwager was of zo.

Maar je kunt ook kijken naar andere dan familiale verbanden tussen wezen en voogden. In 30% van de gevallen bleek bijvoorbeeld een zakelijke link tussen de voogd en de familie. In iets minder gevallen bleek een waarschijnlijke link. En ook geografische factoren speelden mogelijk een rol. In 47% van de gevallen bleken aangestelde voogden zeer dicht bij de weeskinderen te wonen.

Kortom
Een goed voorbeeld van hoe vanuit het onderwijs op georganiseerde wijze dezelfde bron - in dit geval de Antwerpse schepenregisters - door middel van onderzoek door studenten van diverse kanten wordt belicht.

Als goed Nederlands voorbeeld van zo'n programma moest ik denken aan de colleges Sex in the City waarbij groepjes studenten van de Radboud Universiteit in Nijmegen onderzoek doen op het Regionaal Archief Nijmegen, op zoek naar ongehuwde moeders en prostitutie in de 19e eeuw. Ook dat gaf mooie papers als resultaat, zoals mijn Wilma - die een gastcollege verzorgde tijdens dit programma - al liet zien.

Dat vind ik mooi. Zou voor het BHIC ook wel iets zijn.

Gerelateerde verslagen
- Jelle Haemers, Op zoek naar opstandelingen in de Gentse schepenregisters
- Geertrui Van Synghel, De middeleeuwse schepenprotocollen van 's-Hertogenbosch: centrale bron voor de reconstructie van de stedelijke administratie
- Marika Ceunen, De Leuvense schepenbankregisters: een sleutel tot het leven van alledag in Leuven en Brabant

Op zoek naar opstandelingen in de Gentse schepenregisters


De komende blogs doen verslag van het colloquium "Tools, People and History" dat op 25 en 26 april plaatsvond in Leuven. Aanleiding was het project Itinera Nova van het Stadsarchief Leuven waarin het archief van de Leuvense schepenbank digitaal toegankelijk gemaakt wordt.

Jelle Haemers
Prof. Dr. Jelle Haemers heeft onderzoek gedaan in de Gentse schepenregisters, op zoek naar de mens achter de opstandeling. In prenten, vaak uitgegeven door de overwinnaars, worden opstandelingen als bendes bandieten afgeschilderd, in strijdliederen als helden. Eigenlijk wat we vandaag de dag ook nog zien; wat voor de een een vrijheidsstrijder is, is voor de ander een terrorist. Bronnen van latere datum waarin opstandelingen worden beschreven, zeggen dan vooral weer iets over de tijd waarin de bron ontstond, en vrij weinig over de opstandelingen zelf. Maar wie waren zij? Hoe verdienden ze de kost, met wie gingen ze om? En waarom kwamen ze in opstand?

Legendes
Jelle verzamelde uit allerlei bronnen eerst de namen van enkele (soms legendarische) opstandelingen. Zo speelden tijdens een opstand tegen de Bourgondische hertogen in 1449-1453 verschillende personen een voorname rol, zoals Daneel Sersanders, zogezegd een van de leiders. Door het onderzoeken van de Gentse schepenregisters, die een inkijkje geven in vermogen en netwerken, leerde Jelle dat deze Daneel een welgestelde burger van Gent was, een herberg aan de Korenlei (niet zomaar een willekeurige plek in Gent!) uitbaatte en nog andere goederen bezat. Jelle vond ook andere opstandelingen in de registers terug, vaak deel uitmakend van de Gentse middenstand, zoals Lieven Sneevoet, die enkele huizen bezat.

Bepaald geen bandieten dus, maar toegegeven, het gaat hier maar om een handjevol personen, dat vaak tot de 'top' van de opstand behoorde. Over de 'massa' nog geen nieuws.

Netwerken
Interessant zijn ook de netwerken die uit de schepenregisters naar voren komen, die immers bol staan van de zakelijke transacties en overeenkomsten. Zo was Daneel Sersanders gehuwd met de dochter van ene Simon Clochma, een andere opstandeling. En was ene Geerom Borlaat, ook een opstandeling, klerk van zijn herberg. De groep opstandelingen vond elkaar dus niet zozeer in hun gezamenlijke doel tijdens de opstand, maar had elkaar al langs diverse wegen vóór de opstand gevonden; ze trouwden met, waren in dienst van of deden zaken met andere leden van het netwerk, dat dus zowel via familiaire als zakelijke draden met elkaar verweven was.

De opstand zelf kwam volgens Jelle ook niet zozeer voort uit idealistische of vrijheidsmotieven, maar uit (interne) machtsstrijd en behoud of juist verovering van posities. De elite van de stad voelde zich bedreigd door in opkomst zijnde, machtige burgers. En door haar banden met de hertog, groeiden dit soort conflicten van interne strijd uit tot een opstand.

Beperkingen
Prachtig natuurlijk, hoe schepenregisters dit alles bloot kunnen leggen. Maar er zijn ook beperkingen. Zo vinden we de onderste sociale laag van opstandelingen nauwelijks in de protocollen terug. En ook de mentale laag - wat ging er in ieders hoofd om? - is niet terug te vinden.

Maar voor verschillende opstanden blijken nu wel steeds dezelfde conclusies: de opstandelingen kwamen deels voort uit welgestelde milieus, waren verankerd in sociale en economische netwerken, en hadden een duidelijk programma.

Kortom
Mooi hoe deze schepenbankarchieven niet alleen gebruikt worden om te kijken wat de een of andere voorouder aan huizen bezat of wat er in het dorp zoal aan goederen van hand tot hand ging. Maar dat ook breder onderzoek wordt gedaan, gezocht naar trends en nuances ten aanzien van bestaande beelden.

Een nauwe band met - vooral - universiteiten lijkt me noodzakelijk, zodat in samenhang met het archief een goed onderzoeksprogramma (en ontsluitingsbeleid!) kan worden opgesteld.

Gerelateerde verslagen
- Geertrui Van Synghel, De middeleeuwse schepenprotocollen van 's-Hertogenbosch: centrale bron voor de reconstructie van de stedelijke administratie
- Marika Ceunen, De Leuvense schepenbankregisters: een sleutel tot het leven van alledag in Leuven en Brabant
- Richard Millington, How to recruit and keep volunteers for your online community

Afbeelding: na de nederlaag bij de Slag van Gavere in 1453, moesten tweeduizend Gentenaars Filips de Goede om vergiffenis smeken, in hun hemd, op hun knieën en in het Frans (bron: Wikimedia Commons)

2 mei 2013

De middeleeuwse schepenprotocollen van 's-Hertogenbosch: centrale bron voor de reconstructie van de stedelijke administratie


De komende blogs doen verslag van het colloquium "Tools, People and History" dat op 25 en 26 april plaatsvond in Leuven. Aanleiding was het project Itinera Nova van het Stadsarchief Leuven waarin het archief van de Leuvense schepenbank digitaal toegankelijk gemaakt wordt.

Dr. Geertrui Van Synghel is dé specialist aangaande het zogenoemde Bosch' Protocol, de schepenprotocollen van 's-Hertogenbosch. Ze promoveerde op een proefschrift over de stedelijke secretarie van Den Bosch tot omstreeks 1450. Tegenwoordig werkt ze onder andere aan het Digitaal Oorkondenboek van Noord-Brabant.

Bewaard
Weddenschappen op het krijgen van kinderen, het op afzienbare termijn trouwen of het maken van een reis naar Venetië. Of zelfs op de behouden terugkeer van de zes jaar daarvoor gesneuvelde Karel de Stoute; het Bosch' Protocol staat vol eigenaardigheden. Maar is bovenal een prachtbron voor de geschiedenis van de Meierij vergelijkbaar met de Leuvense schepenregisters voor Leuven en omstreken.

In tegenstelling echter tot die Leuvense registers, zijn die van Den Bosch niet ongeschonden de eeuwen doorgekomen. Brand eiste zijn tol, door mensenhanden werd de interne volgorde nog wel eens verstoord en restauraties deden soms meer kwaad dan goed; zo zijn de oudste registers onherstelbaar beschadigd. Maar gelukkig hebben we de microfilms nog!

Door dienstaantekeningen op oude oorkonden (bijvoorbeeld aantekeningen dat betalingen waren verricht, aantekeningen die ook in het protocol moeten zijn ingeschreven) weten we, volgens Geertrui, dat er in ieder geval vanaf 1350 een Bosch' Protocol is geweest. Het oudst bewaard gebleven register dateert echter pas van 1366. In dat jaar werd aan de Bossche Markt door het stadsbestuur een huis gekocht, wat het raadhuis werd, waar de registers 'veilig' werden bewaard.

Bekeken
Zoals gezegd heeft Geertrui onderzoek gedaan naar de stadssecretarie van Den Bosch. Voor dergelijk onderzoek zijn vier onderzoekspistes beschikbaar: 1) via namen van stadsklerken in oorkonden, 2) via signaturen van stadsklerken of secretarissen in oorkonden, 3) via namen van personeel in stadsrekeningen, en 4) via aanstellingsoorkonden.

Maar jammer genoeg zijn er in het Bosch' Protocol nauwelijks namen en signaturen van klerken en secretarissen te vinden, stadsrekeningen zijn er vrijwel niet bewaard en aanstellingsoorkonden pas vanaf heel laat.

Geertrui moest daarom langs de off piste onderzoeken, door een paleografisch onderzoek (ofwel schriftkunde), meer concreet door het vergelijken van handschriften in oorkonden, protocollen en andere akten. Een gigaklus, maar achteraf vertelde ze me dat ze vond dat zij dit per se moest doen, aangezien het aantal mensen dat voor dit onderzoek de kennis én de tijd had of heeft, nou eenmaal klein is.

Beschermd
Geertrui kwam na veel handschriften vergelijken tot een groslijst van 164 verschillende handschriften en dus auteurs, die ze vervolgens kon vergelijken met de namen uit notarisakten (waarnaar al eens door iemand anders onderzoek was verricht). Zo kon ze uiteindelijk toch veel klerken en secretarissen identificeren - het notariaat was altijd sterk verbonden geweest met de stadssecretarie - hun loopbaan achterhalen en al doende de Bossche secretarie in kaart brengen.

Interessant was nog de taal die in de protocollen werd gebezigd. Waar je elders ziet dat er begonnen wordt in het Latijn, maar dat later wordt overgegaan op het Middelnederlands, zie je in Den Bosch dat er veel afwisselender gebruik wordt gemaakt van beide talen. En zelfs dat later weer terug wordt overgestapt naar het Latijn. Zelfs door de schepenen tijdens hun dienstreizen gemaakte aantekeningen in het Middelnederlands, werden later door de secretarie even zo gemakkelijk uitgewerkt en vertaald naar het Latijn!

Volgens Geertrui kan dit te maken hebben met de dominante positie van het notariaat binnen de Bossche stadssecretarie. Door middel van de taal, het Latijn, kon het notariaat zorgen voor een monopolie op posten binnen de secretarie voor de beroepsgroep van notarissen. Zouden ze immers in de volkstaal gaan schrijven, tja, dan kon iederéén wel klerk of secretaris worden...

Kortom
Erg goed om weer meer te leren over deze mooie, belangrijke archiefbron voor iedereen die onderzoek doet in de Meierij vóór 1811. En dat kan op termijn ook digitaal, want Geertrui wist te verklappen dat er op het Stadsarchief 's-Hertogenbosch geld is gevonden om nog dit jaar het Bosch' protocol te digitaliseren. Nou nog een slimme manier vinden om de registers ook écht toegankelijk te maken. De bestaande kaartsystemen beslaan vooral de 14e en 15e eeuw. Leuven bood alvast veel inspiratie (alhoewel het dan niet echt op zal schieten natuurlijk).

Gerelateerde verslagen
- Marika Ceunen, De Leuvense schepenbankregisters: een sleutel tot het leven van alledag in Leuven en Brabant
- Richard Millington, How to recruit and keep volunteers for your online community
- Jan d'Hondt, The City Archives of Bruges, the circle of friends 'Levend Archief' and the Working group 'Enter': three peas in a pod

De Leuvense schepenbankregisters: een sleutel tot het leven van alledag in Leuven en Brabant


De komende blogs doen verslag van het colloquium "Tools, People and History" dat op 25 en 26 april plaatsvond in Leuven. Aanleiding was het project Itinera Nova van het Stadsarchief Leuven waarin het archief van de Leuvense schepenbank digitaal toegankelijk gemaakt wordt.

Marika Ceunen, stadsarchivaris van Leuven, trapte de tweede congresdag af met een uiteenzetting over de Leuvense schepenbankregisters. De hele tweede dag stond immers in het teken van schepenakten als historische bron. Er waren plots ook extra stoeltjes gevuld in de zaal...

Hoofdvaart
Uit 1696 is een lijst bekend waarop zo'n 400 rechtbanken en laathoven vermeld staan - waaronder Den Bosch - waarvan beroepszaken behandeld werden door de Leuvense schepenen. De stadsrechten van Leuven werden door de hertogen van Brabant vaak als voorbeeld gebruikt voor andere Brabantse steden (en later werd dit voorbeeld door veel Hollandse steden overgenomen). Veel van die Brabantse steden waren voor hun hoofdvaart (het vragen van advies, zeg maar uitleg van de stadsrechten) dan ook afhankelijk van Leuven, waarvan Den Bosch het verst reizen was. Hoe dan ook, de meer dan zeven eeuwen aan registers van de Leuvense schepenbank beslaan niet alleen de geschiedenis van Leuven, maar hebben betrekking op veel meer steden in het oude hertogdom Brabant.

De schepenprotocollen bevatten uitspraken in burgerlijke en criminele zaken, maar natuurlijk is de vrijwillige rechtspraak (ook wel 'oneigenlijke' rechtspraak genoemd) minstens zo interessant. Het oudste van deze 1.128 registers dateert van 1362. Vrijwillige rechtspraak wil zeggen het beroep doen op de schepenbank zonder dat er sprake is van een juridisch geschil, maar om bepaalde rechtshandelingen te laten bekrachtigen. Eigenlijk dus zaken waarvoor je tegenwoordig bij een notaris langs gaat. En bij latere geschillen daaromtrent. Denk aan onenigheid over de voorwaarden bij een overeengekomen en door de schepenbank bekrachtigde huurovereenkomst tussen twee particulieren.

Alledag
Het is dus duidelijk dat deze registers bol staan van de sociale en economische geschiedenis. Van vermeldingen van in vergetelheid geraakte toponiemen tot verhalen over burenruzies en korte krabbels over aardbevingen, in de schepenprotocollen kun je ervoor terecht. Akten die op het eerste gehoor misschien niet bijster interessant klinken, blijken bij nadere lezing zwaar de moeite. Pachtcontracten zijn bijvoorbeeld niet sexy, maar kunnen wel informatie prijsgeven over de bemesting van gronden, het gebruik van landbouwwerktuigen, de gewassen en dieren, en over de opbrengsten van percelen. Boedelinventarissen vertellen over de inrichting van huizen in vroeger tijden, zodat je er in gedachten weer doorheen kunt lopen. Hoe mooi wil je het gepresenteerd hebben?

En zo liet Marika nog tal van voorbeelden passeren. Het blijven hoe dan ook bronnen die je moet kennen, en kunnen lezen. Maar doe je daar de moeite voor, dan krijg je een uniek beeld van het dagelijks leven vanaf de 14e eeuw. Op de website staan al meer dan 10.000 getranscribeerde akten. Van de in totaal 950.000 pagina's (waarvan een flink deel al gescand en doorbladerbaar is), dus er is nog wat werk te doen. En leven van alledag te ontdekken.

Gerelateerde verslagen
- Richard Millington, How to recruit and keep volunteers for your online community
- Jan d'Hondt, The City Archives of Bruges, the circle of friends 'Levend Archief' and the Working group 'Enter': three peas in a pod
- Claire Dejaeger, Itinera Nova and its Volunteer Program

Afbeelding: de drie griffiekamers van de Leuvense schepenbank

1 mei 2013

How to recruit and keep volunteers for your online community

De komende blogs doen verslag van het colloquium "Tools, People and History" dat op 25 en 26 april plaatsvond in Leuven. Aanleiding was het project Itinera Nova van het Stadsarchief Leuven waarin het archief van de Leuvense schepenbank digitaal toegankelijk gemaakt wordt.

Richard Millington
Een van de redenen voor mij om aanwezig te willen zijn in Leuven, was de komst van Richard Millington, van wie ik al eens schreef fan te zijn. Voor volgers van zijn blog, nieuwsbrieven en webinars vertelde hij weinig nieuws. Toch kun je niet vaak genoeg van hem horen hoe je online community's het meest succesvol managet. Zo ook in Leuven.

Common mistakes
"There's only so much that one man can do." Veelvoorkomende fouten zijn volgens Richard:

  • Tangibly rewarding volunteers: door het op deze manier gaan belonen van vrijwilligers gaat hun motivatie vervolgens juist omlaag. Hun motivatie, die eerst intrinsiek was, wordt namelijk door jouw beloning extrensiek. En dat werkt een stuk minder goed.
  • Asking people to volunteer: dit leidt er namelijk toe dat bestaande vrijwilligers bewust gaan nadenken over alle tijd die ze in hun werkzaamheden stoppen, en dat vervolgens waarschijnlijk gaan minderen.
  • Lack of recoginition: bedank niet alleen vrijwilligers als groep, maar vergeet ook niet individuele vrijwilligers te bedanken.
  • Demanding too much (too soon): vooral de toevoeging tussen haakjes is veelzeggend, want daar zit vaak hét probleem. Begin met het vragen van kleine klusjes, bouw vervolgens toe naar grote taken.
  • Not simplifying the tasks: niemand doet graag werk wat onnodig ingewikkeld is.
  • Failing to build a community amongst volunteers: daarop kwam hij later nog uitgebreid terug.

Vrijwilligers motiveren is één, maar vrijwilligers gemotiveerd houden is een dikke twee. Volgens Richard kun je het niet over online community's hebben zonder het ook even over Wikipedia te hebben, het meest succesvolle voorbeeld daarvan. Een perfect voorbeeld van right time, right place. Maar ook een voorbeeld van hoe een community steeds meer moeite krijgt met het gemotiveerd houden van de vrijwilligers. Volgens Richard is een groot probleem van Wikipedia alvast, dat de werkzaamheden (en dan vooral het gereedschap om die uit te voeren) veel te complex zijn en blijven.

What motivates the volunteer?
  • Power and influence: mensen willen een verschil maken, 'macht' hebben.
  • Recognition (or self-validation): mensen willen (en zoeken naar) waardering.
  • Feel part of something: mensen willen erbij horen. Hier speelt mee, dat zodra een community een bepaalde kritische massa bereikt, het ineens snel kan gaan. Vanaf dat moment wordt een community hot en wil niemand de boot missen. Je hebt dan het momentum.
  • Desire to help: mensen kunnen van zichzelf gemotiveerd zijn om te willen helpen met een bepaalde taak. Dit is de zwakste motivatie, want het minst voorspelbaar en betrouwbaar. (Misschien speelt hier mee, dat mensen in dit geval vooral vínden dat ze zouden moeten willen helpen, in plaats van dat ze het echt wíllen.)

Zorg dat je vrijwilligers een duidelijke rol toewijst. Simpelweg blindweg om vrijwilligers vragen helpt niet. Mensen willen een duidelijk afgebakende taak krijgen. Zorg voor een goede functiebenaming, een concrete taakomschrijving (bijvoorbeeld het verwijderen van spam op de forums, of het zorgen voor verse blogposts) en power elements (bijvoorbeeld bepaalde beheerdersrechten of toegangsniveau's).

Recruiting volunteers
  • Be proactive: dus niet pas gaan zoeken naar vrijwilligers als het werk je al boven je hoofd is gegroeid.
  • Start with one volunteer: het is moeilijk om ineens heel veel vrijwilligers te werven, het is makkelijk om er eentje te werven. En dan nog eentje. En dan twee, en zo verder.
  • Target specific people: benader mensen met bijvoorbeeld specifieke kwaliteiten of een bepaalde passie.
  • Solicit applications: vraag mensen niet om vrijwilliger te worden, maar om te solliciteren als vrijwilliger. Dit heeft als voordeel dat je vervolgens kunt kiezen wie het beste de taak kan uitvoeren. En bovendien zal de uitgekozene extra gemotiveerd zijn.
  • Embrace the commitment principle: mensen die al iets kleins voor je hebben gedaan, zijn vervolgens meer genegen om iets groters voor je te gaan doen, dan anderen die nog niets voor je hebben gedaan.
  • One small step: benader in eerste instantie mensen die al iets kleins hebben gedaan in je community, die bijvoorbeeld af en toe al wel eens een blog schrijven of op het forum reageren.
  • Take a pledge: mensen zijn eerder geneigd om te beloven dat ze in de toekomst iets doen, dan dat ze op dit moment iets gaan doen. Laat ze dus beloven om in de toekomst iets voor je te gaan doen, maar leg dat wel (liefst schriftelijk!) vast. Op dat moment zijn ze namelijk extra geneigd om dit ook daadwerkelijk te gaan doen voor je. Zónder vastleggen niet.

Keeping volunteers
  • Showcase success and achievements: doe uit de doeken wat de community al heeft bereikt en hoe dat de wereld heeft veranderd.
  • Track progress (even tiny steps): stel eerst kleine, haalbare doelen en richt je daarna op steeds grotere doelen. En maak ook steeds de voortgang daarin zichtbaar.
  • Give increasing levels of responsibility/power.
  • Gamification: denk aan het verzamelen van zaken als badges of toegangsrechten, het verdienen van punten, scoreborden (leaderboards, voor het competitie-element) en levels (toenemende vaardigheden of moeilijkheid); Richard vertelt dat gamification niet altijd even goed lijkt te werken, maar het is het proberen waard in sommige community's.
  • Build a strong sense of community: er moet een groepsgevoel ontstaan, mensen moeten elkaar kennen. Dat krijg je door:
  • Membership: leden moeten elkaar als lid kunnen identificeren. Dat kan ook door de naam van de community, de specifiek gekozen doelgroep of door discussies te voeren die alleen in díe community gevoerd kunnen worden (zoals deze vragen van een vakidioot). Er moet een gevoel van "wij horen bij elkaar" ontstaan.
  • Influence: alle leden moeten in de veronderstelling zijn dat ze invloed kunnen hebben (al hebben zeker niet alle leden écht evenveel invloed). Laat ook zien welke leden al invloed hebben of hebben gehad, bijvoorbeeld door middel van interviewtjes of iedere week een topbijdrage in de kijker te zetten.
  • Satisfying needs.
  • Emotional connection: leden voelen dezelfde emotie over hetzelfde onderwerp op hetzelfde moment. Ze spreken bijvoorbeeld allemaal hun verontwaardiging uit over iets wat op dat moment binnen hun vakgebied gaande is. Dergelijke discussiedraadjes voegen inhoudelijk misschien nauwelijks iets toe, maar zijn voor het groepsgevoel goud waard.

Tot slot stelt Richard dat mensen graag over zichzelf praten. Een community is er dus enorm bij gebaat als mensen daarin ook hun eigen ei kwijt kunnen.

Als laatste illustratie haalt hij de overlegpagina aan van het Engelstalige Wikipedia-artikel over de film Star Trek Into Darkness, waar meer dan 40.000 woorden worden gespendeerd aan de discussie over de vraag of 'into' met een hoofdletter moet of niet. De wereld wordt er niet beter van, maar iedere community heeft af en toe zo'n discussie nodig. Omdat de individuele leden van de community die nodig hebben. Het groepsbelang heeft er namelijk uiteindelijk onder te leiden als de individuele belangen nooit worden gediend.

Kortom
Managen van online community's, er valt nog heel wat te leren voor ons. Ik blijf Richard volgen en hoop dat er iedere keer weer ietsjes meer in mijn praktijk doorsijpelt van zijn ervaringen.

Gerelateerde verslagen
- Jan d'Hondt, The City Archives of Bruges, the circle of friends 'Levend Archief' and the Working group 'Enter': three peas in a pod
- Claire Dejaeger, Itinera Nova and its Volunteer Program
- Ben Brumfield, Itinera Nova in the world(s) of crowdsourcing and TEI

The City Archives of Bruges, the circle of friends 'Levend Archief' and the Working group 'Enter': three peas in a pod


De komende blogs doen verslag van het colloquium "Tools, People and History" dat op 25 en 26 april plaatsvond in Leuven. Aanleiding was het project Itinera Nova van het Stadsarchief Leuven waarin het archief van de Leuvense schepenbank digitaal toegankelijk gemaakt wordt.

Jan d'Hondt
Jan d'Hondt, archivaris van Brugge, heeft zich niet een meester getoond in het bedenken van korte titels, maar had wel een erg interessant verhaal over hoe Brugge startte met vrijwilligersprojecten en tot welke successen dit tot dusver heeft geleid.

Zestendelen
Het vrijwilligerswerk op het Stadsarchief Brugge is voortgekomen uit initiatieven van de vriendenkring Levend Archief van het archief, die is opgericht in 1993 en tegenwoordig zo'n 450 leden kent. Deze kring richtte zich vanaf het begin op huizenonderzoek en dat resulteerde in 1995 tot oprichting van een aparte werkgroep. Deze groep ging zich richten op het toegankelijk maken van de registers van de zogenaamde Zestendelen, de zes wijken waarin Brugge van oorsprong was verdeeld en welke registers informatie bevatten over alle huizen in Brugge in de periode 1580-1800. Nog los van de digitale toegankelijkheid al een prachtige bron natuurlijk, maar het mooiste is dat ie vanaf 2005 gewoon online wordt gezet op www.huizenonderzoekbrugge.be. Dit project (dat doet denken aan het Aezelprojek in Sittard, maar dan mét online beschikbaarheid van de informatie) leidde tot meer studiezaalbezoek/onderzoek en de uitgave van een reeks historische publicaties.

Een volgend project was het toegankelijk maken van dossiers inzake de vrijwillige rechtspraak tijdens het Ancien régime. Dat gaat zo'n beetje als op het BHIC, via een relatief eenvoudige index met velden voor datum, aktesoort, een samenvatting en de brongegevens. Ook deze registers bevatten immers veel informatie over huizen, zodat deze gekoppeld kon worden aan de eerdergenoemde website.

Op basis van de eigentijdse indexen ('rollen') zijn ook andere rechtbankbronnen in rap tempo toegankelijk gemaakt. Bijzonder creatief vond ik daarbij het idee dat iemand, wanneer hij of zij op basis van die index een dossier vindt en opvraagt, op de studiezaal een formuliertje erbij krijgt. Daarop staat uitgelegd dat de toegankelijkheid van deze bron te danken is aan vrijwilligers en dat je als onderzoeker, terwijl je de stukken toch raadpleegt, gevraagd wordt om via het formulier deze index aan te vullen met de namen van in het dossier voorkomende personen, een samenvatting en zo meer. Geen idee hoe vaak dit gebeurt en of het zoden aan de dijk zet, maar ik vind de gedachte erachter buitengewoon goed.

Enter
Inmiddels werkt het stadsarchief alweer vele jaren met vrijwilligers, daarmee begonnen in een tijd dat dit in het Belgische archiefwezen nog vrij ongebruikelijk was. Op dit moment wordt hard gewerkt aan de doorontwikkeling van www.archiefbankbrugge.be waarop de registers van de burgerlijke stand worden ontsloten.

Het stadsarchief werkt samen met zo'n 33 vrijwilligers, waarvan er zo'n 11 vanuit huis werken. Samen zijn die goed voor het werk dat 3 fulltime krachten zouden verzetten. Al die vrijwilligers zijn inmiddels verenigd in de werkgroep 'Enter'.

De vrijwilligers worden gemotiveerd door activiteiten van de vriendenkring. Het stadsarchief kiest voor een informele aanpak - vrijwilligers zitten in dezelfde ruimte als de archiefmedewerkers en voelen zich ook op gelijke voet staan - en beloont niet met geld, maar met waardering. De archivaris zelf draagt zorg voor de begeleiding van deze groep, die kan kiezen uit een gevarieerd aanbod van projecten. Belangrijk is het goed informeren van alle vrijwilligers (bijvoorbeeld via de nieuwsbrief), het feit dat het resultaat van hun werk zo snel mogelijk online komt en dat er aan het eind van ieder project een klein feestje wordt gevierd.

Kortom
Op zich niets nieuws gehoord, maar Jan had wel gewoon een goed en enthousiast verhaal. In Brugge hebben ze een manier van vrijwilligerswerk gevonden die past bij hen en die resulteert in prachtige resultaten. En dat is mooi, we kunnen daarvan leren.

Tot slot, dat formuliertje voor bezoekers om de index aan te vullen terwijl ze stukken raadplegen, dat trekt mij enorm aan. Al weet ik nog niet of het werkt.

Gerelateerde verslagen
- Claire Dejaeger, Itinera Nova and its Volunteer Program
- Ben Brumfield, Itinera Nova in the world(s) of crowdsourcing and TEI
- André Streicher, The visual Annotation Tool in Itinera Nova